Succesverhalen zijn er genoeg. Clubs die een iconische status kregen en uitgroeiden tot ijkpunten in de geschiedenis van de housemuziek. The Warehouse in Chicago, Haçienda in Manchester, Tresor in Berlijn. Of, dichter bij huis, de Roxy en iT in Amsterdam, de Gashouder… Maar alles begint met dat ene idee en het lef om het ook echt uit te voeren. Soms tegen de stroom in, altijd met dat ene doel: bezoekers die onvergetelijke ervaring bieden. In de reeks ‘DIY Nachtcultuur’ interviewt This Is Our House in samenwerking met Stichting N8BM Amsterdam mensen die hun stempel op het hoofdstedelijke nachtleven wisten te drukken. Waar liepen zij tegenaan en welke tips willen zij de nachtmakers van de toekomst meegeven? In deel 3: Jaap Draaisma, oprichter van Urban Resort.
Een van zijn belangrijkste resultaten is de (mede-)oprichting van Urban Resort, een organisatie die broedplaatsen ontwikkelt. Plekken voor creatieven waar zij vrijuit kunnen experimenteren op artistiek, sociaal en maatschappelijk vlak.
Maar Jaap Draaisma is op méér gebieden actief. Zo zit hij in het bestuur van OT301 en van Stichting LOLA (Leegstand Oplossers Amsterdam), maar hielp hij ook Mary Go Wild! bij het opzetten van de tweedehands afdeling. Zelf is hij ook dj onder de naam Jacky D: hij draait naast eclectisch veel techno, house en Afrikaanse clubmuziek.

Het afscheid van Urban Resort
Bij Urban Resort is hij inmiddels niet meer werkzaam. “Ik vond het wel genoeg. Ik was voornamelijk bezig met het intern functioneren van de organisatie. Nieuwe dingen waren veelal herhalingen van wat ik al gedaan had. Dus dat heb ik overgedragen. Ik ben iemand die bedenkt, lange termijn, het organisatorisch opzet en dan weer vertrekt.”
Maar hij heeft gedurende zijn periode bij Urban Resort al heel wat opgebouwd. “Het begon in de jaren ’00, toen Amsterdam na een flinke teruggang in de 90’s dankzij de komst van clubs als Club 11 en vervolgens TrouwAmsterdam weer langzaam bruisend werd.”
De bekendste plek die zij opzetten is wellicht het oude Volkskrant-gebouw met Club Canvas op het dak. “Het is nu het Volkshotel, maar 1/3de wordt nog steeds gebruikt als broedplaats. In de kelder vinden optredens plaats en er zijn nog zo’n 90 werkplekken, waaronder veel geluidsstudio’s.”
“En ook Club Canvas is doorgegaan. Ertegenover zat vroeger TrouwAmsterdam. Een plek waar de dj’s die in het Volkskrantgebouw experimenteerden, tracks maakten en hun eerste optredens voor een klein publiek hadden, daarna doorstroomden en voor een middelgroot publiek konden optreden. Die mogelijkheid om stapsgewijs ervaring op te doen, te kunnen groeien, is essentieel voor een gezonde dj-cultuur.”
Urban Resort zit nu in het oude Acta-gebouw, waar zij betrokken waren bij het opzetten van een soortgelijke venue. “Radion. Maar dat was wel moeilijk: het was grootschalig en buiten de stad, buiten de ‘loop’.”
“Gelukkig hadden we geld en konden we mee-investeren en al heel snel na de opening wonnen we de Gouden Kabouter voor de beste club in de stad.” Radion is er ook nu nog. “Ondanks een ingrijpende reorganisatie en vervolgens corona bestaat de club nog steeds.”

Nachtleven gaat tijdens corona gewoon door
De DIY nachtcultuur ziet hij op dit moment het meest terug búiten de clubs. “Het clubleven maakt passief. Het creatieve zit hem dan vooral in de inrichting, de programmering en het decor, niet meer in het opzetten van feestjes.”
Want hij zag dat tijdens corona het nachtleven echt wel gewoon doorging, maar op andere plekken. “Illegaal. Kleinschalige feestjes op het platteland rond Amsterdam, in schuurtjes of op weilandjes. Boombox mee. Low budget of zelfs no budget.”
“De drempel is laag, je hoeft het geld niet terug te verdienen. En omdat het illegaal is, moet je slimmer en creatiever zijn. Als je dat doorontwikkelt kun je die ervaring weer gebruiken voor later. Ik ben ook zo begonnen.”
Maar het kan ook legaal. “Feestjes met 75 mensen, op anderhalve meter. Op een beetje gras of een weilandje. Maar dat was niet echt rendabel, alleen als je bijvoorbeeld blokjes van 1,5 uur maakt. Isis had deze zomer zoiets op Ruigoord. Met een silent disco.”
Plenty mogelijkheden
Hij maakt zich wel ongerust. “De aanwas van nieuwe dj’s is gestokt door corona. Er waren digitale initiatieven, maar het fysieke lag plat. Terwijl dat een levensnoodzaak is om de scene overeind te houden.”
Maar… er zijn mogelijkheden genoeg. “Je ziet veel lege panden omdat kantoren in verband met corona niet meer zo intensief gebruikt worden. Er wordt veel thuis gewerkt en de verwachting is dat dit uiteindelijk zorgt voor 10% meer leegstand. De gemeentes moeten dan wel nú beginnen en niet pas als straks blijkt dat er zóveel leegstand is.”
Het zijn niet alleen de kantoren waar de mogelijkheden liggen. “In de binnensteden van middelgrote gemeenten is ook veel leegstand. Eerder verdwenen de meeste publieke functies al naar de randen van de stad waardoor het enkel nog een ontmoetingsplaats was voor consumenten, maar met de opkomst van webwinkels en grote shopping malls gaat ook dat kapot.”
“De vraag is: wat doe je met al die winkels? Bijvoorbeeld – en dat zie je al – zorgfuncties: huisartsen, buurtzorg en fysiopraktijken. Maar is het niet een optie om er geluidsstudio’s te beginnen?”
“In de jaren ’60 begon het ook zo met de jongerencentra. Zij kraakten lege winkels. En maakten dan niet alleen een geluidsstudio, maar ook plekken waar creatieve jongeren zich verder kunnen ontwikkelen door hun muziek te laten horen voor een klein publiek, en misschien daarná voor een groter publiek. Je hebt de hele keten nodig. De winkels voorzien daarin. Die zijn er in alle vormen en maten. Precies dáárom hebben we met LOLA recent een 10.000 m2 grote meubelwinkel in Almere overgenomen.”

Nieuwe nachtmakers moeten opstaan
Alleen is zijn eigen stad daar niet de juiste plek voor. “In Amsterdam is er weinig leegstand. Buiten Amsterdam heb je méér mogelijkheden en kun je makkelijker onder de radar blijven. Amsterdam heeft wat dat betreft meer een voortrekkersrol / voorbeeldfunctie. Maar de nieuwe nachtmakers moeten wél opstaan en uitzoeken waar de kansen liggen.”
Ze kunnen dan het beste beginnen bij de gemeenten. “Gemeenten hebben vastgoed. Scholen bijvoorbeeld. Kijk of je wat van dat gemeentelijk vastgoed kunt inpikken voor iets leuks. Bijna elke gemeente heeft wel een afdeling die zicht heeft op wat er leegstaat én ze hebben meestal geld om zaken te realiseren en ondernemerschap te stimuleren. Maar ga niet op ze zitten wachten.”
Voor de nachtmakers van de toekomst heeft hij als belangrijkste tip: volhouden. “Houd vol, maar houd óók de lol erin. Volhouden alleen maakt je bitter. Het is namelijk vaak moeilijk en zwaar. Als je de lol erin houdt, kun je dat aan. En zorg daarnaast dat je altijd vernieuwt: ga niet formuletjes uitmelken. Ik zie in Amsterdam te veel ondernemers van 19 jaar die werken met businessplannen. Het is dan een bedrijf geworden, en dat kan nooit de spirit zijn. Zoek steeds dat moment van euforie op. Dat vind je niet in omzetcijfers.”
“Maar vooral: houd dingen betaalbaar! Het moet niet zo zijn dat alleen de mensen mét geld toegang hebben tot de leuke dingen, dan sterft het nachtleven uit. En: blijf vooral kraken. Burgerlijke ongehoorzaamheid maakt een stad ‘edgy’, het geeft reuring. Soms móet je risico nemen of móet er wat doorbroken worden.”
Meer DIY Nachtcultuur?
Lees het eerste deel DIY nachtcultuur #1: Ivo Schmetz en het tweede deel DIY nachtcultuur #2: Errol Opering en Sander Petit.
DIY Nachtcultuur i.s.m. Stichting N8BM Amsterdam
Deze serie is tot stand gekomen in samenwerking met Stichting Nachtburgemeester Amsterdam (N8BM). Zie haar website voor meer informatie.
